|
Hoofdstuk 2:
1807 - 1815. |
Al vrij snel na zijn terugkeer
in Holland werd Drouet aan het hof vanLodewijk Napoleon (1778-1846), de
broer van Napoleon Bonaparte, benoemd. Lodewijk Napoleon was van 1806 tot
1810 koning van Holland. Het hof was eerst in Den Haag gevestigd, verhuisde
in januari 1807 naar Utrecht en in april 1808 naar Amsterdam. Drouet werd
mogelijk al in 1806 aangesteld als eerste fluitist, leraar van Lodewijk
Napoleon en tevens muzikaal secretaris van koningin Hortense (1783-1837),
de stiefdochter én schoonzuster van Napoleon Bonaparte. |
Hoe Drouet precies aan het
hof van Lodewijk Napoleon is gekomen is niet bekend. Kist geeft in zijn
ingezonden brief slechts de volgende informatie:
"...kort daarna
[d.i. na 1806, toen Drouet nog geen 13 jaar was - GO] werd hij aan Koning
Lodewijk voorgesteld, en van dien tijd af dagteekent zijne roemvolle verschijning
in het publiek".
|
Drouet woonde alweer enige
tijd in Dordrecht, maar mogelijk had hij in Parijs kennis gemaakt met Charles-Henri
Plantade (1763-1839), de muziekleraar van Hortense de Beauharnais, die
in Den Haag kapelmeester werd. Plantade zou hem dan aan het Franse hof
geïntroduceerd kunnen hebben. Ook valt wellicht nog te suggereren
dat Drouet via zijn eventuele familielid J.B. Drouet, die in die tijd een
belangrijk politicus was, met de Bonapartes in contact is gekomen. Aanwijzingen
hiervoor heb ik echter niet. |
In ieder geval moet de waardering
voor Drouet groot zijn geweest: hij ontving een salaris van 200 gulden
per kwartaal en kreeg in 1807 van koning Lodewijk een kristallen dwarsfluit
met de volgende inscriptie:
"Donnée
par S.M. le Roi de Hollande,/ en son Palais à Utrecht,/ à
M.S. Drouet Prere flute
de la Musique de sa Majesté".
|
Deze fluit die zich in het
Rijksmuseum in Amsterdam bevindt, is in 1807 gebouwd door Claude Laurent,
Quai de Gèvres nr.2 te Parijs. Laurent had sinds 1806 een patent
op kristallen fluiten. De fluit is opgebouwd uit vier cylindervormige stukken
kristal, waarop geslepen ruitvormen waarin ovalen. De verbindingsstukken,
uiteinden en kleppen zijn van zilver. Het instrument heeft een diameter
van 2,7 cm. en is 68,4 cm. lang. Op de zilveren onderdelen is een bijl
gegraveerd, een teken dat in de periode 1807-1815 voor kleine zilverwerken
in gebruik schijnt te zijn geweest. (Deze informatie heb ik van de heer
Ritsema van Eck van het Rijksmuseum). |
In 1855 kreeg Drouet nog
een blijk van waardering toen hij
"van Keizer Napoleon
eene Gouden Doos met brillanten ten geschenke (kreeg), tot aandenken aan
den tijd toen hij in dienst van Koning Louis Napoleon van Holland het onderwijs
in de Muzijk van den tegenwoordigen Keizer Napoleon III bestuurde".
(Caecilia, 12eJrg. (1855), p. 134)
De motivatie komt nogal vreemd
over; Napoleon III, die in 1808 in Parijs werd geboren, kan nooit veel
muziekonderwijs van Drouet hebben genoten. |
Over Drouet's functie als
muzikaal secretaris van koningin Hortense zijn we redelijk goed gedocumenteerd
vanwege het omstreden auteurschap van de romance "Partant pour la Syrie".
Dit lied, dat voorkomt in een bundel romances die op naam van "la reine
Hortense" is gepubliceerd (Paris 1813, Leipzig 1817, London 1825), genoot
tijdelijk een grote populariteit in Frankrijk. |
Hortense schreef in haar
mémoires:
"Ma seule occupation,
dans la retraite où je vivais, était de composer de triste
romances. Je les faisais facilement. Le mouvement d'un salon même
ne m'était pas désagréable. Partant pour la Syrie
fut faite à la Malmaison lorsque ma mère jouait au tri-trac.
Elle eut du succès et fut chantée pendant la guerre de 1809,
comme la Sentinelle l'avait été pendant la guerre
d'Espagne". (Mémoires dl.3, p.119).
|
Al vrij snel werd het lied
echter toegeschreven aan de harpist Martin-Pierre d'Alvimare (1772-1839),
ten tijde van Napoleon eerste harpist van de kapel van de eerste consul,
en tegelijkertijd harpist aan de Opéra. Argumenten voor d'Alvimares
auteurschap heb ik niet kunnen vinden, maar in een bespreking die A. Jal
aan hem wijdt, citeert hij een brief van diens zoon Charles, die op 10
juli 1863 aan hem schreef:
"Autrefois et
maintenant encore, dans ce pays-ci (Dreux), tout le monde dit que mon père
est l'auteur de: Partant pour la Syrie; j'ai entendu maintes fois
mon père répondre aux personnes qui lui en faisaient l'honneur,
que la romance était bien positivement de la Reine; peut-être
avait-il donné des conseils quant à l'accompagnement, mais
enfin, non-seulement la pensée musicale, mais encore le tour donné
à cette pensée, et la romance tout entière étaient
d'elle". (Jal 1867, p.32).
Waarna Jal de discussie sluit
met:
"Voilà
qui est bien précis; croyons-en ce témoignage désintéressé".
(Im.)
|
In 1841 heeft Drouet echter
het auteurschap geclaimd. Hij deed dit in en interview met Dr.G. Schilling,
die het in zijn Universal-Lexicon publiceerde (Schilling 1841). Later publiceerde
Drouet in J. Schuberth's kleine Musikzeitung "Ein Erinnerungsblatt aus
einem Künstlerleben". Mendel noemt de jaargang vn 1872 nrs. 3 en 4.
Volgens Fellinger verscheen het blad toen echter al niet meer. "The Musical
Independant" (Chicago, nov/dec. 1872; jan. 1873) gaf een vertaling in het
Engels, waaruit Pougin (1874) en Deutsch (1928) putten. Met name het artikel
van Arthur Pougin: "Partant pour la Syrie, histoire d'un pseudo-chant national"
(in: La Chronique Musicale van 1 juni 1874) geeft een groot deel van Drouet's
mémoires in een Franse vertaling weer. |
Het is het enige artikel
in de literatuur met een dergelijke omvang (11 pagina's) waarin Drouet
centraal staat, en het nu volgende is dan ook slechts een samenvatting
van Pougin's gedetailleerde verdediging van Drouet als "véritable
auteur de Partant pour la Syrie", waarin behalve de muzikale
opvoeding van koningin Hortense en compositieproces van "Partant" ook nog
(ik citeer maar even uit de inhoudsopgave) "détails intimes de
Drouet sur la reine Hortense" besproken worden. |
Drouet moest, toen hij bij
prinses Pauline (1780-1825), de zuster van Napoleon, muzikaal secretaris
was - het is mij niet duidelijk geworden of dit vóór 1806
of na 1810 was - soms om 1 uur 's middags bij de prinses komen, die dan
nog op bed lag. Zij neuriede dan wat noten, en als deze Drouet's goedkeuring
konden wegdragen - wat waarschijnlijk altijd het geval zal zijn geweest
- moest hij ze opschrijven, omdat zij zelf het notenschrift niet beheerste.
Bij het opschrijven noteerde Drouet dan vooral zijn eigen ideeën,
want de prinses wist toch niet wat zij met het motiefje verder moest beginnen*. |
Parfois
il étai appelé vers une heure de l'après-midi chez
la princesse, celle-ci se trouvant encore au lit; elle fredonnait quelques
note. "Comment trouvez-vous cela, monsieur Drouet? - Charmant, princesse.
- Vraiment? Mettez-le donc sur le papier". - Et Drouet écrivait
aussi-tôt quelque chose de ses propres idées, car la princesse
ignorait absolument ce qu'il y avait à faire de trois ou quatre
modulations dont se compose une romance.
(Schilling
1841, geciteerd in Pougin 1874, p. 196). |
|
In 1807 werd de toen 15-jarige
Drouet bij koningin Hortense geroepen. het Franse hof was op dat moment
in Utrecht gevestigd. Hortense's favoriete tijdverdrijf was het op muziek
zetten van gedichten die zij, in het algemeen, zelf had geschreven. Van
"Partant pour la Syrie" meldt Deutsch (1928) dat de tekst is geschreven
door Alexandre de Laborde. Drouet zelf geeft dan de volgende nauwkeurige
beschrijving:
"Pour finir...je
veux raconter comment la reine Hortense, en mangeant du sucre candi, en
jouant aux cartes et en se regardant dans la glace, composait: Partant
pour la Syrie, et comment je transcrivais cette romance sur le papier.
La reine,e n faisant le tour de sa chambre, commença à chanter
ainsi:
Quelques minutes après,
elle recommença à faire des roulades, et en même elle
changea de ton:
Un instant après,
elle reprit, encore dans un autre ton:
Enfin, elle finit comme
suit:
Nous avons vu qu'immédiatement
après l'accident dont j'ai parlé un petit malentendu matrimonial
s'était produit entre la reine et son royal époux, et qu'elle
quittait précipitament la Hollande, sans plus songer à sa
romance. J'avais emporté les quelques fragments de mélodies
qu'elle m'avait fait écrire sous sa dictée, et, une fois
rentré chez moi, j'avais définitivement arrangé l'air
de la façon que voici:

|
Het is niet moeilijk in
te zien dat de schetsen niets te maken hebben met wat uiteindelijk de beroemde
romance is geworden. Als Pougin echter op grond van dit verhaal Drouet
definitief het auteurschap van "Partant" toeschrijft, heb ik daar wel wat
vraagtekens bij. Zo mag het feit dat Drouet zich in 1872 - na 65 jaar -
nog exact weet te herinneren welke onbeduidende melodietjes Hortense toen
gezongen moet hebben op zijn minst verbazingwekkend worden genoemd. De
nauwkeurigheid waarmee ieder fragment is genoteerd (toonsoort/ritme!) geeft
mij te denken. |
Aan de andere kant haalt
Deutsch (1928) terecht aan dat Hortense in haar mémoires vermeld
dat zij "Partant" tijdens haar verblijf in Malmaison, toen zij bij haar
moeder Joéphine logeerde, heeft gecomponeerd, terwijl het lied al
tijdens de veldtocht van 1809 werd gezongen. Chronologisch gezien is het
verhaal van Drouet geloofwaardiger, omdat Joséphine en Hortense
elkaar pas weer zagen na hun echtscheiding, dus na 1809. |
Volgens Deutsch zijn de
romances geharmoniseerd door Plantade óf door J.F.N. Carbonel (geb.
1773). Drouet beweerde echter ook zelf verantwoordelijk te zijn voor de
begeleiding:
"J'ai terminai
cette romance...avec l'accompagnement, en moins d'une heure" (Pougin
1874, p. 202).
|
"Partant pour la Syrie"
was populair en heeft tijdens het tweede keizerrijk (1852 - 1870) onder
Napoleon III enige tijd als Frans volkslied de plaats van de "Marseillaise"
ingenomen. Omwille van de curiositeit heb ik in de bijlagen een "Cantate
à la paix" opgenomen, die in 1856 op de melodie van "Partant" is
gemaakt. |
|
Na het opschrijven van de
door de koningin geïmproviseerde melodieën vroeg Drouet haar
of ze hem als tegenprestatie de toekomst wilde voorspellen. Hortense had
namelijk een spel kaarten voor zich liggen en Drouet wist kennelijk dat
zij er zonderlinge hobbies op na hield. Zij was bereid dit te doen:
"La reine se
mit alors à battre les cartes, en prenant un air sérieux;
puis sa physionomie s'éclaircit, et elle me prédit un avenir
des plus heureux. Elle omit pourtant de m'annoncer ce qui devait m'arriver
un moment après,..." (Pougin 1874, p.198).
Tijdens het gesprek viel een
kaars, waarmee Hortense een brief aan een zekere admiraal V... wilde sluiten,
op haar jurk, die onmiddelijk vlam vatte. Drouet redde haar leven door
de vlammen met zijn handen te doven, waardoor hij uiteraard lelijke brandwonden
opliep. Hierdoor moest hij een concert, dat hij twee dagen later met Rode
zou geven annuleren. |
Het voorval was pikant,
omdat de koningin kennelijk geen brieven mocht schrijven:
"...personne
ne doit savoir que j'ai écrit et cacheté une lettre".
(Pougin 1874, p.198).
|
Tot slot het besluit van
Drouet's verhaal, dat ik verder zonder commentaar weergeef in de vertaling
van Pougin:
"Quelques mois
après, la reine étant revenue en Hollande pour quelque jours,
et m'ayant fait prier de me rendre auprès d'elle avec la composition
que j'avais écrite essayé la romance, et à force de
l'étudier, elle parvint enfin à la savoir. C'est à
peine si elle connaissait ses notes, et, lorsqu'il lui arrivait de faire
une faute, elle s'écriait: - "Comme j'ai peu de mémoire!
J'ai composé cette romance et je vous l'ai dictée; je devrais
assurément la savoir. Mais j'ai à penser à tant de
choses!...". Puis, tout à coup: - "Dites-moi, monsieur Drouet, est-ce
bien là l'air que vous avez transcrit pour moi? - Note pour note,
madame. - C'est que je ne voudrai point, mon ami, acquérir une réputation
aux dépens d'autrui. Êtes-vous bien sûr que vous ne
m'avez pas aidée un peu? - Oh! Votre Majesté a un tel talent
musical, qu'elle n'a pas besoin de la faible assistance des autres. Si
j'avais substituémes idées, aux vôtres, c'eût
été priver une couronne de ses diamants, pour en mettre de
faux à la place. - Vous avez toujours quelque chose d'aimable
à dire, monsieur Drouet".
La reine me pria alors
de lui faire quelques copies très soignées de sa romance.
Je les fis faire en effet, et les payai quarante florins, que Sa Majesté
oublia de me rembourser. Voici donc mes profits en cette affaire: Pour
avoir écrit cette romance et m'être brûlé les
mains, j'avais reçu un peu de cold-cream, et le roi me doit encore
les dix derniers mois de mon service à la cour, en l'an 1810.
La romance Partant
pour la Syrie devint le chant populaire de la France en 1848; elle
marqua la règne de Louis-Napoléon Bonaparte,...le second
empereur des Français. Toutes ces choses-là, la reine avait
oublié de me les prédire lorsqu'elle consultait pour moi
les cartes en 1807". (Pougin
1874, p.202).
|
|
In 1811 kwam Drouet als
fluitist aan het hof van Napoleon zelf in Parijs. Volgens Mendel (1873)
werd hij toen tevens muzikaal secretaris van prinses Pauline. In de Algemeine
Musikalische Zeitung van 1847, kl. 707-710 en 741-744 staat een verslag
van een concert aan Napoleon's hof waaraan Drouet meewerkte en dat in 1811
of 1812 moet hebben plaatsgevonden*.
"Das
Concert in Rede fand statt - wenige Tage vor der Abreisen Napoleons zu
dem russischen Feldzug". Napoleon trok in 1812 Rusland binnen. Voor
het jaartal 1811 zie verder. |
Het verhaal werd verteld
door Napoleon's vroegere piano-stemmer. Hoewel het verslag amusant is en
een paar leuke details oplevert, is het feit dat de keizerin (Joséphine)
en koningin Hortense bij het concert aanwezig waren voor mij een reden
om het verhaal enigszins te wantrouwen; Hortense en Joséphine waren
beiden in 1809 reeds gescheiden. |
Tijdens het concert, waaraan
behalve Drouet ook F. Paër, Dusseck en een aantal anderen meewerkten,
speelde Drouet zijn variaties over "Nel cor più non mi sento", de
toen populaire aria uit "La Molinara" van G. Paisiello en, na de pauze,
het Adagio en Ronde uit zijn 3e fluitconcert. |
Hierna stond de keizer op
en maakte met iedere musicus een praatje. Het gesprek met Drouet eindigde
op verrassende wijze toen Napoleon hem een kristallen dwarsfluit aanbood.
Deze fluit is, volgens een berichtje in de AMZ van 24 juni 1874, kl.397
geëxposeerd geworden in de kleine zaal van de Musikverein te Wenen.
Volgens dit berichtje schonk Napoleon deze fluit in 1811 aan Drouet. Over
deze fluit is mij verder niets bekend, maar ongetwijfeld zal het ook een
instrument uit de fabriek van Cl. Laurant zijn gewest. Schilling (1841)
weet nog te melden dat deze fluit met kostbare stenen was versierd. Iedere
keer als Drouet aan het hof kwam spelen, werd hij met geschenken en onderscheidingen
overladen en uiteindelijk ook van de dienstplicht vrijgesteld. |
Eén punt uit dit
verslag wil ik nog naar voren halen, omdat het een van de schaarse aanwijzingen
is die ik heb gevonden met betrekking tot Drouet's karakter. Paër,
die het concert aan de piano begeleidde, vroeg Drouet of hij wilde omslaan,
omdat de zanger Crescentini, die het bij deze concerten doorgaans deed,
gewoonlijk te vroeg of te laat omsloeg. Crescentini liet zich echter niet
van zijn plaats verdringen en gaf, ook toen Paër hem warschuwde met
de weinig vleiende woorden "Vatene, che sei una bestia" geen krimp.
Drouet gaf de eigenwijze zanger toen een nogal harde trap op de voet, waarna
Crescentini het veld ruimde. |
Na de Restauratie in 1814
mocht Drouet aan het hof van Lodewijk XVIII blijven als eerste fluitist
van de koninklijke muziek. Hoewel hij ook hier met onderscheiding werd
behandeld, zag hij zich toch omstreeks 1815/1816 genoodzaakt uit Frankrijk
te vertrekken, omdat hij het uiteindelijk in populariteit moest afleggen
tegen zijn concurrent Jean Louis Tulou (1786-1865). |
Sinds 1814 was er tussen
Drouet en Tulou een bijna twee jaar durende nek-aan-nek race ontstaan,
waarbij kennelijk ook onder de bewonderaars van de beide kunstenaars twee
kampen waren gevormd. De strijd werd beslist toen aan Tulou, tijdens de
uitvoering van de opera "Le Rossignol" van Lebrun
"...de zang van
den koning der vogelen aan de fluit van Tulou werd toebetrouwd. Deze strijd
moest beslissend worden; de kunstenaar begreep dit en wist zijn talent
tot de hoogte zijner moeilijke taak te verheffen. Gedurende de geheele
opera deed hij zulke nieuwe, zuivere, teedere en tevens schitterende klanken
hooren, dat de gansche vergadering de grootste bewondering toonde. Iedere
der talrijke opvoeringen, die elkander onafgebroken opvolgden, deed Tulou
nieuwe lauweren verwerven, en van toen af was er geen strijd meer mogelijk.
Drouet verwijderde zich uit Parijs en ging naar Engeland". (Caecilia
22e Jrg (1865), p.179).
|
In Engeland startte voor
Drouet een hele nieuwe periode, maar de herinnering aan het Franse hof
blijft hij nog lang meedragen. Nog in 1827, bij het verschijnen van zijn
"Méthode", noemt hij zich "première Flûte de la
Musique particulière du Roi de France". |
|
|
|