Voorblad
Voorwoord
1: 1792 -1807
2: 1807 - 1815
3: 1816 - 1820
4: 1819 - 1827
5: 1827 - 1839
6: 1839 - 1873
7: Drouet's "Méthode"
8: Drouet als componist
9: Werken-lijst
Bijlagen:
-Kristallen dwarsfluit
-Le beau Dunois
-Cantate à la paix
-Brief A. Kist
-Discografie
Literatuuropgave
Addenda

Mijn Homepage
Hoofdstuk 2: 1807 - 1815.
Al vrij snel na zijn terugkeer in Holland werd Drouet aan het hof vanLodewijk Napoleon (1778-1846), de broer van Napoleon Bonaparte, benoemd. Lodewijk Napoleon was van 1806 tot 1810 koning van Holland. Het hof was eerst in Den Haag gevestigd, verhuisde in januari 1807 naar Utrecht en in april 1808 naar Amsterdam. Drouet werd mogelijk al in 1806 aangesteld als eerste fluitist, leraar van Lodewijk Napoleon en tevens muzikaal secretaris van koningin Hortense (1783-1837), de stiefdochter én schoonzuster van Napoleon Bonaparte.
Hoe Drouet precies aan het hof van Lodewijk Napoleon is gekomen is niet bekend. Kist geeft in zijn ingezonden brief slechts de volgende informatie:
"...kort daarna [d.i. na 1806, toen Drouet nog geen 13 jaar was - GO] werd hij aan Koning Lodewijk voorgesteld, en van dien tijd af dagteekent zijne roemvolle verschijning in het publiek".
Drouet woonde alweer enige tijd in Dordrecht, maar mogelijk had hij in Parijs kennis gemaakt met Charles-Henri Plantade (1763-1839), de muziekleraar van Hortense de Beauharnais, die in Den Haag kapelmeester werd. Plantade zou hem dan aan het Franse hof geïntroduceerd kunnen hebben. Ook valt wellicht nog te suggereren dat Drouet via zijn eventuele familielid J.B. Drouet, die in die tijd een belangrijk politicus was, met de Bonapartes in contact is gekomen. Aanwijzingen hiervoor heb ik echter niet.
In ieder geval moet de waardering voor Drouet groot zijn geweest: hij ontving een salaris van 200 gulden per kwartaal en kreeg in 1807 van koning Lodewijk een kristallen dwarsfluit met de volgende inscriptie:
"Donnée par S.M. le Roi de Hollande,/ en son Palais à Utrecht,/ à M.S. Drouet Prere flute de la Musique de sa Majesté".
Deze fluit die zich in het Rijksmuseum in Amsterdam bevindt, is in 1807 gebouwd door Claude Laurent, Quai de Gèvres nr.2 te Parijs. Laurent had sinds 1806 een patent op kristallen fluiten. De fluit is opgebouwd uit vier cylindervormige stukken kristal, waarop geslepen ruitvormen waarin ovalen. De verbindingsstukken, uiteinden en kleppen zijn van zilver. Het instrument heeft een diameter van 2,7 cm. en is 68,4 cm. lang. Op de zilveren onderdelen is een bijl gegraveerd, een teken dat in de periode 1807-1815 voor kleine zilverwerken in gebruik schijnt te zijn geweest. (Deze informatie heb ik van de heer Ritsema van Eck van het Rijksmuseum).
In 1855 kreeg Drouet nog een blijk van waardering toen hij
"van Keizer Napoleon eene Gouden Doos met brillanten ten geschenke (kreeg), tot aandenken aan den tijd toen hij in dienst van Koning Louis Napoleon van Holland het onderwijs in de Muzijk van den tegenwoordigen Keizer Napoleon III bestuurde". (Caecilia, 12eJrg. (1855), p. 134)
De motivatie komt nogal vreemd over; Napoleon III, die in 1808 in Parijs werd geboren, kan nooit veel muziekonderwijs van Drouet hebben genoten.
Over Drouet's functie als muzikaal secretaris van koningin Hortense zijn we redelijk goed gedocumenteerd vanwege het omstreden auteurschap van de romance "Partant pour la Syrie". Dit lied, dat voorkomt in een bundel romances die op naam van "la reine Hortense" is gepubliceerd (Paris 1813, Leipzig 1817, London 1825), genoot tijdelijk een grote populariteit in Frankrijk.
Hortense schreef in haar mémoires:
"Ma seule occupation, dans la retraite où je vivais, était de composer de triste romances. Je les faisais facilement. Le mouvement d'un salon même ne m'était pas désagréable. Partant pour la Syrie fut faite à la Malmaison lorsque ma mère jouait au tri-trac. Elle eut du succès et fut chantée pendant la guerre de 1809, comme la Sentinelle l'avait été pendant la guerre d'Espagne". (Mémoires dl.3, p.119).
Al vrij snel werd het lied echter toegeschreven aan de harpist Martin-Pierre d'Alvimare (1772-1839), ten tijde van Napoleon eerste harpist van de kapel van de eerste consul, en tegelijkertijd harpist aan de Opéra. Argumenten voor d'Alvimares auteurschap heb ik niet kunnen vinden, maar in een bespreking die A. Jal aan hem wijdt, citeert hij een brief van diens zoon Charles, die op 10 juli 1863 aan hem schreef:
"Autrefois et maintenant encore, dans ce pays-ci (Dreux), tout le monde dit que mon père est l'auteur de: Partant pour la Syrie; j'ai entendu maintes fois mon père répondre aux personnes qui lui en faisaient l'honneur, que la romance était bien positivement de la Reine; peut-être avait-il donné des conseils quant à l'accompagnement, mais enfin, non-seulement la pensée musicale, mais encore le tour donné à cette pensée, et la romance tout entière étaient d'elle". (Jal 1867, p.32).
Waarna Jal de discussie sluit met:
"Voilà qui est bien précis; croyons-en ce témoignage désintéressé". (Im.)
In 1841 heeft Drouet echter het auteurschap geclaimd. Hij deed dit in en interview met Dr.G. Schilling, die het in zijn Universal-Lexicon publiceerde (Schilling 1841). Later publiceerde Drouet in J. Schuberth's kleine Musikzeitung "Ein Erinnerungsblatt aus einem Künstlerleben". Mendel noemt de jaargang vn 1872 nrs. 3 en 4. Volgens Fellinger verscheen het blad toen echter al niet meer. "The Musical Independant" (Chicago, nov/dec. 1872; jan. 1873) gaf een vertaling in het Engels, waaruit Pougin (1874) en Deutsch (1928) putten. Met name het artikel van Arthur Pougin: "Partant pour la Syrie, histoire d'un pseudo-chant national" (in: La Chronique Musicale van 1 juni 1874) geeft een groot deel van Drouet's mémoires in een Franse vertaling weer.
Het is het enige artikel in de literatuur met een dergelijke omvang (11 pagina's) waarin Drouet centraal staat, en het nu volgende is dan ook slechts een samenvatting van Pougin's gedetailleerde verdediging van Drouet als "véritable auteur de Partant pour la Syrie", waarin behalve de muzikale opvoeding van koningin Hortense en compositieproces van "Partant" ook nog (ik citeer maar even uit de inhoudsopgave) "détails intimes de Drouet sur la reine Hortense" besproken worden.
Drouet moest, toen hij bij prinses Pauline (1780-1825), de zuster van Napoleon, muzikaal secretaris was - het is mij niet duidelijk geworden of dit vóór 1806 of na 1810 was - soms om 1 uur 's middags bij de prinses komen, die dan nog op bed lag. Zij neuriede dan wat noten, en als deze Drouet's goedkeuring konden wegdragen - wat waarschijnlijk altijd het geval zal zijn geweest - moest hij ze opschrijven, omdat zij zelf het notenschrift niet beheerste. Bij het opschrijven noteerde Drouet dan vooral zijn eigen ideeën, want de prinses wist toch niet wat zij met het motiefje verder moest beginnen*.
Parfois il étai appelé vers une heure de l'après-midi chez la princesse, celle-ci se trouvant encore au lit; elle fredonnait quelques note. "Comment trouvez-vous cela, monsieur Drouet? - Charmant, princesse. - Vraiment? Mettez-le donc sur le papier". - Et Drouet écrivait aussi-tôt quelque chose de ses propres idées, car la princesse ignorait absolument ce qu'il y avait à faire de trois ou quatre modulations dont se compose une romance.
(Schilling 1841, geciteerd in Pougin 1874, p. 196).
In 1807 werd de toen 15-jarige Drouet bij koningin Hortense geroepen. het Franse hof was op dat moment in Utrecht gevestigd. Hortense's favoriete tijdverdrijf was het op muziek zetten van gedichten die zij, in het algemeen, zelf had geschreven. Van "Partant pour la Syrie" meldt Deutsch (1928) dat de tekst is geschreven door Alexandre de Laborde. Drouet zelf geeft dan de volgende nauwkeurige beschrijving:
"Pour finir...je veux raconter comment la reine Hortense, en mangeant du sucre candi, en jouant aux cartes et en se regardant dans la glace, composait: Partant pour la Syrie, et comment je transcrivais cette romance sur le papier. La reine,e n faisant le tour de sa chambre, commença à chanter ainsi:

Quelques minutes après, elle recommença à faire des roulades, et en même elle changea de ton:

Un instant après, elle reprit, encore dans un autre ton:

Enfin, elle finit comme suit:

Nous avons vu qu'immédiatement après l'accident dont j'ai parlé un petit malentendu matrimonial s'était produit entre la reine et son royal époux, et qu'elle quittait précipitament la Hollande, sans plus songer à sa romance. J'avais emporté les quelques fragments de mélodies qu'elle m'avait fait écrire sous sa dictée, et, une fois rentré chez moi, j'avais définitivement arrangé l'air de la façon que voici:
Het is niet moeilijk in te zien dat de schetsen niets te maken hebben met wat uiteindelijk de beroemde romance is geworden. Als Pougin echter op grond van dit verhaal Drouet definitief het auteurschap van "Partant" toeschrijft, heb ik daar wel wat vraagtekens bij. Zo mag het feit dat Drouet zich in 1872 - na 65 jaar - nog exact weet te herinneren welke onbeduidende melodietjes Hortense toen gezongen moet hebben op zijn minst verbazingwekkend worden genoemd. De nauwkeurigheid waarmee ieder fragment is genoteerd (toonsoort/ritme!) geeft mij te denken.
Aan de andere kant haalt Deutsch (1928) terecht aan dat Hortense in haar mémoires vermeld dat zij "Partant" tijdens haar verblijf in Malmaison, toen zij bij haar moeder Joéphine logeerde, heeft gecomponeerd, terwijl het lied al tijdens de veldtocht van 1809 werd gezongen. Chronologisch gezien is het verhaal van Drouet geloofwaardiger, omdat Joséphine en Hortense elkaar pas weer zagen na hun echtscheiding, dus na 1809.
Volgens Deutsch zijn de romances geharmoniseerd door Plantade óf door J.F.N. Carbonel (geb. 1773). Drouet beweerde echter ook zelf verantwoordelijk te zijn voor de begeleiding: 
"J'ai terminai cette romance...avec l'accompagnement, en moins d'une heure" (Pougin 1874, p. 202).
"Partant pour la Syrie" was populair en heeft tijdens het tweede keizerrijk (1852 - 1870) onder Napoleon III enige tijd als Frans volkslied de plaats van de "Marseillaise" ingenomen. Omwille van de curiositeit heb ik in de bijlagen een "Cantate à la paix" opgenomen, die in 1856 op de melodie van "Partant" is gemaakt.

Na het opschrijven van de door de koningin geïmproviseerde melodieën vroeg Drouet haar of ze hem als tegenprestatie de toekomst wilde voorspellen. Hortense had namelijk een spel kaarten voor zich liggen en Drouet wist kennelijk dat zij er zonderlinge hobbies op na hield. Zij was bereid dit te doen:
"La reine se mit alors à battre les cartes, en prenant un air sérieux; puis sa physionomie s'éclaircit, et elle me prédit un avenir des plus heureux. Elle omit pourtant de m'annoncer ce qui devait m'arriver un moment après,..." (Pougin 1874, p.198).
Tijdens het gesprek viel een kaars, waarmee Hortense een brief aan een zekere admiraal V... wilde sluiten, op haar jurk, die onmiddelijk vlam vatte. Drouet redde haar leven door de vlammen met zijn handen te doven, waardoor hij uiteraard lelijke brandwonden opliep. Hierdoor moest hij een concert, dat hij twee dagen later met Rode zou geven annuleren.
Het voorval was pikant, omdat de koningin kennelijk geen brieven mocht schrijven:
"...personne ne doit savoir que j'ai écrit et cacheté une lettre". (Pougin 1874, p.198).
Tot slot het besluit van Drouet's verhaal, dat ik verder zonder commentaar weergeef in de vertaling van Pougin:
"Quelques mois après, la reine étant revenue en Hollande pour quelque jours, et m'ayant fait prier de me rendre auprès d'elle avec la composition que j'avais écrite essayé la romance, et à force de l'étudier, elle parvint enfin à la savoir. C'est à peine si elle connaissait ses notes, et, lorsqu'il lui arrivait de faire une faute, elle s'écriait: - "Comme j'ai peu de mémoire! J'ai composé cette romance et je vous l'ai dictée; je devrais assurément la savoir. Mais j'ai à penser à tant de choses!...". Puis, tout à coup: - "Dites-moi, monsieur Drouet, est-ce bien là l'air que vous avez transcrit pour moi? - Note pour note, madame. - C'est que je ne voudrai point, mon ami, acquérir une réputation aux dépens d'autrui. Êtes-vous bien sûr que vous ne m'avez pas aidée un peu? - Oh! Votre Majesté a un tel talent musical, qu'elle n'a pas besoin de la faible assistance des autres. Si j'avais substituémes idées, aux vôtres, c'eût été priver une couronne de ses diamants, pour en mettre de faux à la place. -  Vous avez toujours quelque chose d'aimable à dire, monsieur Drouet".
La reine me pria alors de lui faire quelques copies très soignées de sa romance. Je les fis faire en effet, et les payai quarante florins, que Sa Majesté oublia de me rembourser. Voici donc mes profits en cette affaire: Pour avoir écrit cette romance et m'être brûlé les mains, j'avais reçu un peu de cold-cream, et le roi me doit encore les dix derniers mois de mon service à la cour, en l'an 1810.
La romance Partant pour la Syrie devint le chant populaire de la France en 1848; elle marqua la règne de Louis-Napoléon Bonaparte,...le second empereur des Français. Toutes ces choses-là, la reine avait oublié de me les prédire lorsqu'elle consultait pour moi les cartes en 1807". (Pougin 1874, p.202).

In 1811 kwam Drouet als fluitist aan het hof van Napoleon zelf in Parijs. Volgens Mendel (1873) werd hij toen tevens muzikaal secretaris van prinses Pauline. In de Algemeine Musikalische Zeitung van 1847, kl. 707-710 en 741-744 staat een verslag van een concert aan Napoleon's hof waaraan Drouet meewerkte en dat in 1811 of 1812 moet hebben plaatsgevonden*.
 
"Das Concert in Rede fand statt - wenige Tage vor der Abreisen Napoleons zu dem russischen Feldzug". Napoleon trok in 1812 Rusland binnen. Voor het jaartal 1811 zie verder.

Het verhaal werd verteld door Napoleon's vroegere piano-stemmer. Hoewel het verslag amusant is en een paar leuke details oplevert, is het feit dat de keizerin (Joséphine) en koningin Hortense bij het concert aanwezig waren voor mij een reden om het verhaal enigszins te wantrouwen; Hortense en Joséphine waren beiden in 1809 reeds gescheiden.

Tijdens het concert, waaraan behalve Drouet ook F. Paër, Dusseck en een aantal anderen meewerkten, speelde Drouet zijn variaties over "Nel cor più non mi sento", de toen populaire aria uit "La Molinara" van G. Paisiello en, na de pauze, het Adagio en Ronde uit zijn 3e fluitconcert.
Hierna stond de keizer op en maakte met iedere musicus een praatje. Het gesprek met Drouet eindigde op verrassende wijze toen Napoleon hem een kristallen dwarsfluit aanbood. Deze fluit is, volgens een berichtje in de AMZ van 24 juni 1874, kl.397 geëxposeerd geworden in de kleine zaal van de Musikverein te Wenen. Volgens dit berichtje schonk Napoleon deze fluit in 1811 aan Drouet. Over deze fluit is mij verder niets bekend, maar ongetwijfeld zal het ook een instrument uit de fabriek van Cl. Laurant zijn gewest. Schilling (1841) weet nog te melden dat deze fluit met kostbare stenen was versierd. Iedere keer als Drouet aan het hof kwam spelen, werd hij met geschenken en onderscheidingen overladen en uiteindelijk ook van de dienstplicht vrijgesteld.
Eén punt uit dit verslag wil ik nog naar voren halen, omdat het een van de schaarse aanwijzingen is die ik heb gevonden met betrekking tot Drouet's karakter. Paër, die het concert aan de piano begeleidde, vroeg Drouet of hij wilde omslaan, omdat de zanger Crescentini, die het bij deze concerten doorgaans deed, gewoonlijk te vroeg of te laat omsloeg. Crescentini liet zich echter niet van zijn plaats verdringen en gaf, ook toen Paër hem warschuwde met de weinig vleiende woorden "Vatene, che sei una bestia" geen krimp. Drouet gaf de eigenwijze zanger toen een nogal harde trap op de voet, waarna Crescentini het veld ruimde.
Na de Restauratie in 1814 mocht Drouet aan het hof van Lodewijk XVIII blijven als eerste fluitist van de koninklijke muziek. Hoewel hij ook hier met onderscheiding werd behandeld, zag hij zich toch omstreeks 1815/1816 genoodzaakt uit Frankrijk te vertrekken, omdat hij het uiteindelijk in populariteit moest afleggen tegen zijn concurrent Jean Louis Tulou (1786-1865). 
Sinds 1814 was er tussen Drouet en Tulou een bijna twee jaar durende nek-aan-nek race ontstaan, waarbij kennelijk ook onder de bewonderaars van de beide kunstenaars twee kampen waren gevormd. De strijd werd beslist toen aan Tulou, tijdens de uitvoering van de opera "Le Rossignol" van Lebrun
"...de zang van den koning der vogelen aan de fluit van Tulou werd toebetrouwd. Deze strijd moest beslissend worden; de kunstenaar begreep dit en wist zijn talent tot de hoogte zijner moeilijke taak te verheffen. Gedurende de geheele opera deed hij zulke nieuwe, zuivere, teedere en tevens schitterende klanken hooren, dat de gansche vergadering de grootste bewondering toonde. Iedere der talrijke opvoeringen, die elkander onafgebroken opvolgden, deed Tulou nieuwe lauweren verwerven, en van toen af was er geen strijd meer mogelijk. Drouet verwijderde zich uit Parijs en ging naar Engeland". (Caecilia 22e Jrg (1865), p.179).
In Engeland startte voor Drouet een hele nieuwe periode, maar de herinnering aan het Franse hof blijft hij nog lang meedragen. Nog in 1827, bij het verschijnen van zijn "Méthode", noemt hij zich "première Flûte de la Musique particulière du Roi de France".