Voorblad
Voorwoord
1: 1792 -1807
2: 1807 - 1815
3: 1816 - 1820
4: 1819 - 1827
5: 1827 - 1839
6: 1839 - 1873
7: Drouet's "Méthode"
8: Drouet als componist
9: Werken-lijst
Bijlagen:
-Kristallen dwarsfluit
-Le beau Dunois
-Cantate à la paix
-Brief A. Kist
-Discografie
Literatuuropgave
Addenda

Mijn Homepage
Hoofdstuk 5: 1827 - 1839.
Na Drouet's Italiaanse jaren komt er voor ons weer enige duidelijkheid in zijn biografie. Met ingang van 15 januari 1828 werd hij benoemd als solo-fluitist aan de Koninklijke Hofkapel van koning Willem I. De archieven van de hofkapel bevinden zich in het Gemeentemuseum in Den Haag, en met behulp van deze stukken heeft D.J. Balfoort een gedetailleerde geschiedenis van de Hofkapel geschreven. (Balfoort 1943).
Drouet werd aangesteld tegen het voor die tijd ongehoord hoge salaris van HFL 1.000,- per jaar. (Zijn collega-fluitist Desmares kreeg slechts de helft). Eerder al, in september 1827, had men hem dezelfde positie aangeboden bij de hofkapel in brussel, maar Drouet had toen geweigerd omdat het geboden salaris - eveneens HFL 1.000,- - lager was dan dat van de concertmeester Ch. de Bériot. Ook hier valt het merkwaardige karakter van Drouet op, die kennelijk overal zijn haan koning wilde laten kraaien. Kenmerkend is ook het verslag dat Schilling over deze periode geeft:
"Auf die Bitte seiner Mutter, mit der ganzen Familie nach dem Haag zurückzukehren, nahm er in dieser Stadt die Stelle des ersten Flötisten bei der Kammermusik des Königs der Niederlande und die des Capellmeisters beim Theater an; da aber diese beide Anstalten unter dem Befehle eines Unwürdigen standen, so sah sich Drouet bald veranlasst, den Haag wieder zu verlassen". (Schilling 1841, p.101).
De dirigent van de hofkapel was Johan H. Lübeck (1799-1865), die het orkest op een behoorlijk peil moet hebben gebracht. Drouet woonde in die tijd overigens niet in Den Haag, maar bij A. Kist te Dordrecht. (Brief van Kist d.d. 05-02-1829). Deze heeft nog geprobeerd te bemiddelen bij een conflict dat in 1829 reeds ontstond tussen Drouet en baron J.W. Huyssen van Kattendijke, supernumerair kamerheer van koning Willem I, die met de organisatie van de Hofkapel was belast. Drouet had namelijk toestemming om in de wintermaanden, als het hof in Brussel zat, een kunstreis te maken. Hij was echter van mening dat hij vrij was te reizen zolang hij dat wilde, en hij is van deze reis dan ook niet meer in het orkest teruggekeerd. Wel kwam hij in April 1829 nog even langs om zijn salaris op te halen, maar hij was daarna meteen weer vertrokken. Kattendijke liet vervolgens Drouet's salaris inhouden en stelde als ultimatum dat hij vóór 1 december 1829 terug zou zijn in Den Haag. Zelfs toen nog heeft hij tot 1 maart 1830 geduld gehad, waarna Drouet definitief werd geschorst. (Balfoort 1943, p.23).
Volgens Fétis (1862) is hij in 1828 weer in Parijs geweest. In Elberfeld leerde hij Florentine Faillan kennen, 
"auf deren Vorzüge er durch einen Freund aufmerksam geworden war. Die wenigen deutschen Worte, die er in der Eile gelernt hatte, genügen, seine Wünsche bei Florentinen verständlich zu machen; er erhält ihre Hand, heirathet sie und wird Vater von vier Kindern, wovon drei, ein Knabe von 10, ein Mädchen von 67 Jahren und eines von 3 Jahren, leben". (Schilling 1841, p.101).
Een vierde kind, ook een dochter, overleed in 1832. De oudste zoon moet Louis Drouet jr. zijn, die later pianist werd. Van hem staan in de AMZ een tweetal recensies: een bespreking van zijn examen in 1847 aan het conservatorium van Leipzig (hij speelde toen een concert voor piano van C.M. von Weber), en een recensie van een concert in Coburg in 1848, waar hij o.a. in het septet van Hummel meespeelde. (Zie AMZ 1847, kl.278 en 1848, kl.426). Hij was een leerling van Mendelssohn en Moscheles en, te oordelen naar wat de recensent over hem schreef, moet hij over een even goede en heldere techniek als zijn vader beschikt hebben.
Felix Mendelssohn was een goede vriend van Drouet. Zij moeten elkaar in 1820,waarschijnlijk in Berlijn, hebben leren kennen,
"...denn nun erinnerst Du dich gleich, wie vater immer etwas vergnügter wurde, wenn man nur den Namen Drouët nannte, wie er nach Tisch dies Rondo oder ein andres von ihm zu singen anfing, wie wir vor achtzehn Jahren Kinder waren und ihm vorspielen mussten". (Hensel 1879, p.55).
In 1828 nodigde Mendelssohn Drouet uit mee te gaan voor een concertreis naar Engeland. Van het concert, dat op 24 juni 1829 plaats vond is het programma bewaard gebleven:
 
(Rockstro 1928, p.599)
Het concert voor fluit is volgens Jean-Pierre Rampal Drouet's concert no.5 Op.79 geweest. Drouet's vrouw, die tijdens dit concert als zangeres optrad, zal ook later nog wel aan concerten van haar man meewerken.
De vriendschap met Mendelssohn moet tot Mendelssohn's dood in 1847 hebben geduurd. In 1839 gaven zij samen in Leipzig nog een concert, waarbij ook weer "Mad. Drouet" optrad. Dit concert vond plaats op 16 april en de AMZ (1839, kl.370) schreef een bijzonder lovende recensie, waarbij met name de positieve woorden over Drouet's toonkwaliteit en intonatie ("nicht ein Komma fehlt") opvielen. Volgens een brief van Mendelssohn aan zijn moeder op 17 april 1839 was de opkomst van het publiek echter matig. Over Drouet's kwaliteiten als fluitist is Mendelssohn zeer enthousiast:
"...da ich wenig so volkommene Virtuosen kenne, wenig Musiker überhaupt, die mir so unbeschreibliches Vergnügen machen wie dieser Wundermann mit seinem Silberflötenton,..." (Elvers 1984, p.206).
De Bodleian Library in oxford heeft aan de vriendschap tussen Mendelssohn en Drouet nog wat herinneringen liggen, die ik weliswaar niet heb ingezien, maar de moeite van het vermelden waard vind. Twee brieven gedateerd 19 jan. 1847 en 5 maart 1847, beide uit Gotha, en twee stukken muziek:
  • Music for solo (flute), "Puisque vous voulez absolument nous quitter pour aller voir des montagnes, en voici", gedateerd London, 6 july 1829;
  • Lied ohne Worte in G for flute and piano, "Pour l'album de Madame Mendelssohn", Leipzig 14 mei 1846.
(Crum 1980 vol.1, p.250/255; vol.2 p.76/89).
In 1831 verloor Drouet zijn vader en in het jaar daarop, zoals reeds vermeld, een dochtertje. In 1832 treffen we Drouet weer in Parijs aan; hij woont dan aan de Rue de l'Arcade no. 28 (Rampal 1949-68). De fluitist Captain Gordon, waarvan men zegt dat hij een leerling van Drouet was - wat hij, zoals Kirby heeft aangetoond, niet was - en die, evenals Th. Boehm geprobeerd heeft door ingrijpende wijzigingen de fluit technisch te verbeteren, schreef op 15 februari 1833 aan Boehm:
"J'ai vu Drouet à Paris. Il aprouve ma flûte, mais il recule devant un changement dans le doigté. Tulou en est aussi". (Kirby 1957, p.258).
Drouet's moeder overleed in 1833 en daarna moet Drouet zelf ernstig ziek zijn geweest, waardoor hij gedwongen werd langere tijd rust te nemen:
"Herr Drouet, der England, Holland, Frankreich, Italien und Teutschland bereiste und mancherlei Anstellungen hatte, sah sich seiner Gesundheit wegen genöthigt, einige Jahre in den Gegenden des Rheins zu ruhen; erst vor Kurzem hat er seine Kunstreisen wieder begonnen". (AMZ 1839, kl.371).
Uit 1835 dateert een briefje van Drouet aan J.J.F. Wap, dat zich bevindt in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. De inhoud luidt:
"Mille complimens à Monsieur Wap de la part de son devoué
L. Drouet
Breda 17 fév: 1835."
Het is niet duidelijk waar dit briefje op slaat; Wap (1806-1880) was van 1828 tot 1840 leraar in de Nederlandse Taal-, Letter-, Geschied- en Aardrijkskunde aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. (Molhuysen 1921). Hij heeft echter ook zijn sporen in het Nederlandse muziekleven van die tijd verdiend, o.a. door incidenteel teksten te leveren voor vocale composities. (Reeser 1986, p.86). Overigens kan uit het feit dat Drouet met Wap in het Frans correspondeerde wellicht worden afgeleid, dat Drouet zich vooral Fransman voelde.
Na zijn ziekte heeft Drouet zich, volgens Schilling, nog een tijd vooral aan zijn gezin gewijd, tot zijn kunstenaarsbloed hem in 1839 weer op reis dreef; Leipzig (16 april), Berlijn (mei en juni), München (juni) en ten slotte in de winter van 1839 nog Weimar werden aangedaan. Er wachtte Drouet echter nog een nieuwe uitdaging, omdat hij Coburg-Gotha kapelmeester kon worden. Deze post zal Drouet 15 jaar bezetten.