Voorblad
Voorwoord
1: 1792 -1807
2: 1807 - 1815
3: 1816 - 1820
4: 1819 - 1827
5: 1827 - 1839
6: 1839 - 1873
7: Drouet's "Méthode"
8: Drouet als componist
9: Werken-lijst
Bijlagen:
-Kristallen dwarsfluit
-Le beau Dunois
-Cantate à la paix
-Brief A. Kist
-Discografie
Literatuuropgave
Addenda

Mijn Homepage
Hoofdstuk 6: 1839 - 1873.
Het dubbel-hertogdom Coburg-Gotha was in 1826 ontstaan na herindeling van de Thüringse erflanden. Sinds 1806 regeerde Ernst I (1784-1844) in Coburg. na de dood van Friedrich IV von Gotha-Altenburg (1744-1825) kwam het rijke land Gotha onder het bestuur van de hertog van Coburg. Dit betekende dat de muzikale Ernst I over meer geld kon beschikken.
Reeds in 1827 richtte hij een hoftheater op, dat onder leiding kwam van A. Lübckes. In de wintermaanden was het hof in Gotha gevestigd, de rest van het jaar in Coburg. Het slottheater in Gotha was echter te klein om de ambities van Ernst I te kunnen verwezenlijken en in 1836 werd besloten tot de bouw van een nieuw theater dat in 1840 werd geopend met Meyerbeer's "Robert der Teufel" (Robert le Diable).
Drouet werkte al sinds 1836 als Hofkapellmeister in Gotha. Na de dood van Lübckes kreeg aanvankelijk K. Jacobi de muzikale leiding van het hoftheater in Coburg, maar hij moest in 1839 zijn plaats aan Drouet afstaan.
Volgens een opgave in de AMZ vab 1841, kl.85 mocht Jacobi de operettes en entreactes dirigeren en leidde Drouet de grote opera's, hetgeen hij uitstekend gedaan schijnt te hebben.
Ook in Coburg werd intussen een nieuw theater gebouwd, dat in 1840 geopend werd met "Die Feensee" van Auber. Drouet werd bij deze gelegenheid tot ridder verheven. (AMZ 1840, kl.832). 
Op grond van enkele berichten in de AMZ is er wel een beeld te krijgen van wat er zoal werd gespeeld. De grote opera's uit die tijd werden uitgevoerd: naast de al eerder genoemde Robert der Teufel en Feensee ook Wilhelm Tell (Rossini), Belisar (Donizetti) en, waarschijnlijk onder leiding van K. Jacobi, Der Postillon von Lonjumeau (A. Adam). (Alle titels in het Duits).
Vanaf 1844 regeerde Ernst II (1818-1893) over Coburg-Gotha. Hij was een liberaal politicus, die ook zeer muzikaal was en zelf componeerde. Hij schreef 5 opera's - Zaira (1846); Toni der Wildschütz (1848); Casilda (1851); Santa Chiara (1853) en Diana von Solange (1858) - en, onder pseudoniem, twee operettes - Der Schuster von Strassburg (1871) en Alpenrosen (1873).
Tijdens zijn regeerperiode nam het muziekleven een hoge vlucht. Zo werden in het winterseizoen in Gotha tussen 3 januari en 12 april 1847 uitgevoerd: reprises van opera's van Weber (5x), Lortzing en Bellini (3x), Donizetti en Von Flotow (2x), Auber, Balfe, Beethoven, Halévy, Herold, Meyerbeer en Ernst II zelf. Daarnaast ook vier nieuwe opera's: Die Musketiere (Les Mousquetaires de la Reine) van J.F.F. Halévy, Oberon van C.M. von Weber, der Wildschütz van A. Lortzing en Die Haimonskinder (Les quatre Fils Aymon) van M.W. Balfe. Dit waren, met uitzondering van Oberon, allen vrij nieuwe opera's; Die Musketiere was uit 1846, Die Haimonskinder uit 1844 - kom  vandaag de dag nog eens om zo'n programma!
In dit seizoen was Jacobi vervangen door concertmeester Lampert; de verdeling van de directie van de opera bleef verder ongewijzigd: Drouet leidde de grote opera's, Lampert de dialoog-opera's. Het orkest bestond uit 40 man en, volgens de AMZ
"...zeichnet sich durch Präcision und geschmackvollen Vortrag rühmlichst aus. Ueber die Opernvorstellungen lässt sich im allgemeinen sagen, dass sie, was Inscenirung und Executirung anlangt, wenig zu wünschen übrig liessen". (AMZ 1847, kl.392).
Hoe Drouet als dirigent geweest is valt moeilijk te zeggen. gezien zijn karakter zal hij welniet gemakkelijk voor de musici zijn geweest en ook zijn hang vaan rbravour en virtuositeit zal zijn dirigeren beïnvloed hebben. Slechts één ker staat in de AMZ een recensie die de dirigent Drouet betreft:
"Herr Kapellmeister Drouet nahm das Tempo der Ouverture sehr rasch; trotzdem wurde die letztere mit seltener Genauigkeit ausgeführt und eben so wie fast alle Nummern der Oper mit lebhaftem Beifall aufgenommen". (AMZ 1848, kl.71).
Ook Franz Liszt is een tijd aan het hof van Gotha-Coburg verbonden geweest en wel in de laatste jaren van Drouet's werkzaamheid. hij dirigeerde op 6 april 1854 de première van de opera Santa Chiara van Ernst II Caecilia XI, 1854, p.90). In 1853 heeft Ernst II nog via Liszt geprobeerd Richard Wagner aan te stellen, maar deze weigerde omdat hij dan ook de opera's van de hertog had moeten instrumenteren. (Engel 1966, p.83).
Met deze periode van 15 jaar in Coburg-Gotha lijkt Drouet zijn reislust te zijn verloren. Wel is hij in 1841-42 nog in Engeland geweest, waar hij Buckingham Palace voor koningin Victoria en prins Albert, de jongere broer van Ernst II, heeft gespeeld. (Fitzgibbon 1928, p.198). In 1854 vroeg hij ontslag en werd zijn plaats tijdelijk ingenomen door Lampert (Caecilia, 1 april 1854, p.78). Drouet is toen enige maanden naar New York geweest, waar hij voor het eerst de Boehm-fluit heeft leren kennen. Drouet wordt altijd genoemd in het rijtje conservatieve fluitisten, die het Boehm-systeem niet wilden accepteren. Philip Bate schrijft in 1984 nog Rockstro na: "Drouet never used nor recommanded a flute with more than eight keys". (Bate 1984; Rockstro 1928, p.285). Drouet publiceerde in New York echter "72 Studies on taste and style composed expressly for the Boehmflute...". In het voorwoord schrijft hij:
"Obwohl ich schon lange von Mr. Boehm's neuer Flöte wusste, fand ich...erst jetzt Veranlassung, ihren vorzüglichen Wert zu prüfen. - Ich finde ihren Mechanismus weit weniger kompliziert als ich dachte, und ihre Griffweise ist bemerkenswert einfach. Aber was mir noch mehr gefällt, ist die grosse Leichtigkeit, mit welcher jeder Ton erzeugt werden kann und die Vollkommenheit der Stimmung und des Klanges im ganzen Spielbereich. Sie bietet dem geschmackvollen Spieler auch die Möglichkeit, laut und weich zu blasen, ohne aus der Stimmung zu geraten". (Geciteerd naar L. de Lorenzo, "My Complete Story of the Flute", New York 1950, p.114/115 in Ventzke 1966, p.54).
Caecilia meldt op 1 december 1854:
"Kapelmeester Drouet is van zijne kunstreis uit Amerika naar Coburg teruggekeerd, zonder groote zaken in de nieuwe wereld gemaakt te hebben".
Na zijn pensionering heeft Drouet afwisselend in Gotha en Frankfurt a.M. gewoond (Zimmerweg 7). In 1860 heeft hij nog een concert in Frankfurt gegeven. (Rockstro 1928/ Rampal 1949/1968).
De laatste jaren van zijn leven woont hij in Bern, waar hij op 30 september 1873 op 83 jarige leeftijd overlijdt.