|
Hoofdstuk 8:
Drouet als componist. |
Drouet heeft honderden werken
voor fluit op zijn naam staan, waarvan de kwaliteit reeds in Drouet's eigen
tijd zeer omstreden was. daarbij moet echter bedacht worden dat drouet
in de eerste plaats voor zichzelf schreef en er dus naar streefde zijn
sterke punten als fluitist zoveel mogelijk naar voren te halen. De begeleiding
was daarbij meestal zeer zwak geschreven, omdat Drouet, als reizend kunstenaar,
nooit van te voren wist wie hem op een concert in een vreemde plaats zou
begeleiden. Zoals uit hoofdstuk 4 blijkt speelde Drouet tijdens een concert
altijd een van zijn 10 fluitconcerten en een set variaties op een bekende
opera-aria of volkslied. In het nu volgende zal ik een aantal van de variatie-werken,
die in Nederland toegankelijk zijn, aan een korte bespreking onderwerpen. |
|
Variatiewerken voor fluit
en piano.
-
A french air.
-
Variations sur le choeur du
chasseurs de l'Opéra "Der Freyschütz".
-
Fantaisie concertante sur l'air
Iö-Vivat.
-
Variations sur l'air favori
(d.i. "Nel cor più").
-
Fantaisie facile sur l'air du
Barbier de Séville: "Ecco ridente il Cielo".
-
Di tanti palpiti, varié.
Van deze werken kan het volgende
in het algemeen worden opgemerkt:
-
Veel werken worden voorafgegaan
door een langzame, recitatief-achtige "introduzione" (alleen 2 en 5 niet).
-
De piano-partij is vrijwel nergens
belangrijk en waar deze op de voorgrond treedt - in korte tussenspelen
- is deze technisch niet al te moeilijk. Uitzonderingen: 3, var.6 is voor
piano solo, vanaf daar zijn piano en fluit gelijkwaardig en 6, zie de uitgebreide
bespreking verderop.
-
Alle variaties staan steeds
in dezelfde toonsoort; er is geen uitwijking naar de mineur-variant of
parallel-toonsoort. Uitzonderingen:
-
no1: voorspel op 5e trap. (Dominant)
-
no2: tussenspel na var.5 op
trap VI (majeur)
-
no3: variatie 9 op dominant;
variatie 11 (1) op trap VI majeur.
-
Algemeen gebruikte variatie-technieken:
-
Diatonische opvulling
-
Chromatische opvulling
-
Gebroken accoorden
-
Ritmische variatie komt niet
voor, behalve bij no3 var.11 (t.di Valsa) en var.1, die voornamelijk uit
syncopen bestaat.
-
"Schijntweestemmigheid": de
melodie in een hoog register, laag een begeleidende figuur.
-
Octaven.
-
Alle stukken staan in G, Drouet's
favoriete toonsoort:
"The one sharp is M.
Drouét's favourite mode, and is that which he has written the greater
part of his music in. It is for the display of brillant execution, the
most effective of the whole, although it must be confessed that it is a
very difficult one". (James 1826, p.135/36).
|
Van Drouet's Op.124 "Di
tanti palpiti" zal ik een iets uitgebreidere analyse maken. Dit stuk heb
ik in twee verschillende uitgaven kunnen inzien:
-
Wenen, Diabelli et Comp.
(1822).
Deze uitgave heeft op het
titelblad staan "Composé et executé dans ses concerts
à Vienne par L. Drouët". Het jaartal is met de hand onder
het nummer van de uitgave (No 1148) geschreven, vermoedelijk door Willem
Noske. Het jaartal 1822 lijkt mij aannemelijk, omdat Drouet in dat jaar
zijn concerten in Wenen heeft gegeven. Van deze uitgave heb ik alleen een
fluitpartij ingezien.
-
Den Haag/Amsterdam, F.J.
Weygand (± 1828).
Weygand was "Éditeur,
Md de Musique, d'instrumens, d'estampes et Cartes-Géographiques
de S.M. le Roi des Pays-Bas". Het titelblad noemt Drouet als "Première
Flûte de la Musique du Roi"; dit betekent dat het jaartal 1828
voor de hand ligt.
|
Deze informatie is wel degelijk
belangrijk, omdat hiermee bevestigd wordt wat eerder over de piano-begeleidingen
is geschreven: de Weygand-uitgave heeft een redlijk gelijkwaardige
piano-partij,d e Diabelli-uitgave, voor zover dat uit de fluitpartij en
de Weygand-uitgave valt te reconstrueren, stelt nauwelijks enige eisen
aan de pianist. |
De 1822-versie begint met
een Introduzione (Adagio), waarna ht Thema (Andante) volgt. Na het thema
heeft de pianist 8 maten tussenspel, evenals na variaties 2,4 en 6. Na
de laatste variatie (No.8) heeft de piano een naspel van 5 maten.
Var.1 |
Overwegend diatonische
opvulling van de melodie, vrijwel uitsluitend in 32-ste noten, met hier
en daar nog trillers. |
Var.2 |
Gebroken accoorden. Iedere
periode van 8 maten wordt 2 x gespeeld, de eerste keer forte, de
tweede keer pianissimo. |
Var.3 |
Breking van de
melodie in sprongen die groter zijn dan een octaaf. |
Var.4 |
Schijntweestemmigheid;
melodie én begeleiding in de fluit. |
Var.5 |
Chromatische
opvulling. |
Var.6 |
Melodie in gebroken
octaven. |
Var.7 |
De eerste 8 maten: diatonische
opvulling, daarna de melodie in repeterende noten. |
Var.8 |
Schijntweestemmigheid; de
begeleiding in het lage register bestaat nu uit gebroken accoorden. |
|
De 1828-versie is iets interessanter.
Drouet heeft reeds in de langzame inleiding de pianist meer te doen gegeven;
voor de fluit inzet preludieert de pianist op het belangrijkste ritmische
motief van het thema. Ook de expositie van het thema zelf is aardiger omdat
er een uitwijking naar Eb ingeschoven is. De uitwijking vervalt echter
weer in de variaties, waarvan het harmonisch schema steeds hetzelfde blijft.
Een ander direct te constateren verschil met de 1822-versie is, dat de
tussenspelen en het naspel zijn vervallen. De piano treedt op de voorgrond
in de variaties 1,3,5, en 7, de fluit is in de overige variaties belangrijker.
Var.1 |
Figuratie in
de piano, de fluit speelt het thema, waarvan het ritme wat vervlakt is.
De piano heeft mezzo-forte, de fluit piano als dynamische aanwijzing. |
Var.2 |
Fluit speelt het thema,
diatonisch opgevuld, de piano begeleidt met gebroken accoorden. |
Var.3 |
Piano speelt diatonische
passages,de fluit heeft een aan het thema ontleende partij. |
Var.4 |
De fluit speelt hier Var.1
van de 1822-versie. Er zijn enkele kleine afwijkingen, maar dit zullen
wel drukfouten zijn. De piano-partij is hier kinderlijk eenvoudig. |
Var.5 |
Figuratie in 16°-triolen
in de linkerhand van de pianist. De fluit vult harmonisch in. |
Var.6 |
De fluit speelt hier Var.3
van de 1822-versie. De piano speelt als bij Var.4, maar dan 2x zo snel. |
Var.7 |
Fluit en piano nemen afwisselend
elkaars passage-werk over. |
Var.8 |
De eerste 8 maten komen
overeen met Var.7 van de 1822-versie, de rest van het stuk zet de figuratie
voort. (Het thema in repeterende tonen zoals in de 1822-versie vervalt
dus). |
Coda |
Più presto toonladders
en gebroken accoorden op een karig harmonisch schema: VI - II6 - V - I. |
|
Het is duidelijk dat de
1828-versie wat meer afwisseling geeft enmisschien wel voor een uitvoering
met een bepaalde pianist is geschreven. De fluitpartij van de 1822-versie
is zo vol met passage-werk en gebroken acoorden, dat de piano-partij evengoed
achterwege zou kunnen blijven. Dit blijkt bij vergelijking met Drouet's
beroemde variaties op "God save the King". Dit stuk, dat indertijd ongelofelijk
populair moet zijn geweest, is in verschillende versies uitgegeven. Hiervan
het ik een uitgave voor fluit-solo (Uitg. C.C. Lose, Copenhagen) ingezien
en de recente uitgave van Trevor Wye (Broekmans en van Poppel, Amsterdam,
1986). Deze laatste is wetenschappelijk gezien helaas niet erg betrouwbaar,
omdat Wye de verschillende versies van het stuk bij elkaar gedaan heeft,
zonder aan te geven wat waar vandaan komt. Daarbij heeft hij in ieder geval
geen gebruik gemaakt van de uitgave van Lose. De variaties van de fluit
solo-versie komen echter allemaal - min of meer - in de uitgave van Wye
voor, waar ze zijn voorzien van een begeleiding. Deze begeleidingen zijn
qua opzet identiek aan de begeleidingen uit de andere variatiewerken die
ik gezien heb. |
Drouet's composities hebben
op het repertoire geen stand kunnen houden. Zijn muziek was zelfs in de
tijd waarin ze geschreven werd al verouderd en slechts bestemd om eigen
virtuositeit te etaleren.
"Virtuosity,
display, and showmanship are the primary constituents of his music, with
the typical vehicles sets of variations on popular operatic airs which
decorate the melody with arabesques. The musical value of most of these
works is virtually nil ..." (Longyear 1973, p.108-109).
|
Trevor Wye doet in zijn
boven vermelde uitgave van "God save the King" nog een, m.i. wat goedkope,
poging om Drouet's muziek te rechtvaardigen:
On glancing through
this album, you, the player,may feel this is music which is best forgotten.
It is easy to dismiss airs and variations with a laugh. Play them first,
laugh afterwards".
|
Bladerend door de variaties
met hun eindeloze reeksen toonladders en gebroken accoorden, voortdurend
in 16- en 32-sten beweging, moet ik denken aan de Eskimo die voor het eerst
in zijn leven met Europese muziek werd geconfronteerd en tegen de missionaris
van onze westerse muziek zei: "Many, many notes, but no better music".
(Sachs 1962, p.218). |
|
|
|