|
Bijlage D: Brief
van A. Kist*. |
Algemeen Nieuws- en advertentie-blad.
No 12; Woensdag 11 februari
1829. |
Iets, rakende den vermaarden
Fluitspeler Drouet. |
Met dit opschrift komt in
de laatste Letteroefeningen No 2, een vertaald uittreksel voor,
uit de Mémoires sur l'Impératrice Joséphine,
in hetwelk die uitmuntende Virtuoos op eene ergerlijke wijze wordt belasterd,
terwijl de Redactie der Letteroefeningen, in eene noot verklaart,
dat zij die bijzonderheid voornamelijk mededeelt om den Heer
Drouet, of dezulken die hem gemeenzaam kennen, in de gelegenheid te stellen
van zijne eer te handhaven. |
Ofschoon het als eene zonderlinge
handelwijze, zoo niet erger, mag gehouden worden, dat men lasterschriften
herdrukt en verspreidt, met bedoeling er aanmerkingen op in te winnen of
de eer des belasterden te doen handhaven, vind ik geen noodzakelijkheid,
om over het plaatsen van dat stukje in de Letteroefeningen, mijn
bijzonder gevoelen mede te deelen. Maar dewijl ik den heer Drouet
ken, en toevallig in de gelegenheid ben, om de onwaarheid van die bijzonderheid,
welke de Schrijver der Mémoires met eene echt Fransche ligtzinnigheid
ter nederstelt, aan te toonen, reken ik mij verpligt dit openlijk te doen,
te meer daar ik meen dat de heer Drouet zich buiten 's lands bevindt
en hij zelf dus moeijelijk aan het doel der Redactie van de Letteroefeningen
zal kunnen voldoen. |
Toen de heer Drouet,
in het jaar 1806, alhier te Dordrecht een geruimen tijd woonde en ik zijn
onderwijs ontving, was hij dertien jaren oude, en toen reeds voorzag hij
door zijne kunst in het onderhoud zijner ouders en van hun gezin; kort
daarna werd hij aan Koning Lodewijk voorgesteld, en van dien tijd
af dagteekent zijne roemvolle verschijning in het publiek. Bestendig behandelde
hij zijn vader met den grootsten eerbied; hij kwam bijna nooit aan het
hof zonder dat deze hem vergezelde, waarom Lodewijk dan ook zijn
vader son ombre noemde; na het vertrek van het hof begaf hij zich
naar Parijs, alwaar hij veel tegenwerking ondervond, want hij was geen
kweekeling van het Conservatoire en een Hollander. |
De heer Drouet heeft niet
vergeten wie, in dien tijd en later, zijne begunstigers geweest zijn: toen
hij nu een jaar geleden eenige dagen ten mijnen huize heeft doorgebragt,
heeft het verhaal van sommige zijner lotgevallen en de herinnering aan
vele aanzienlijke personen, welker namen hij met den toon van de hartelijkste
erkentenis noemde, mij in staat gesteld om te oordelen over losse veronderstellingen
gelijk die van den Auteur der Mémoires; maar vooral kan een
brief van den heer Drouet den vader, welke ik kort daarna ontving, en waarin
deze mij berigt op welk eene voorbeeldige wijze zijn zoon voor hen heeft
gezorgd, allen twijfel wegnemen, of wij bij de bewondering van den voortreffelijken
Virtuoos, onze hoogachting mogen paren voor den braven zoon en den zorgvuldigen
broeder. |
Ik vind het ongepast dien
brief openbaar te maken, doch de Redactie der Letteroefeningen kan,
ter harer overtuiging, inzage van dezelven bekomen bij |
A. Kist Ez.
|
Dordrecht,
den 5 Februarij 1829 |
|
*
Op deze brief werd ik door de heer Jorge Caryevschi attent gemaakt. |
|
|
|